[2] versiersel horend bij de Orde van de Gestreepte Tijger

vərˈsirsəl

  • ver·sier·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord versiersel versierselen
versiersels
verkleinwoord versierseltje versierseltjes

het versierselo

  1. iets wat is aangebracht ter verfraaiing, maar verder geen nuttig doel heeft
    • Zorgelijker wordt het als we verder lezen. De Greef blijkt vooral te zijn gestopt omdat ze het vreselijk vond als ze een fout had gemaakt. 'Dit is niet handig met dit beroep. Je moet daar luchtiger mee omgaan.'Wie het als columnist jarenlang wil volhouden, moet het vooral niet erg vinden om fouten te maken. Die feiten zijn blijkbaar slechts frivole versierselen en de mening het nieuwe feit.[2] 
  2. uiterlijk teken horend bij een als eerbewijs toeɡekende onderscheiding
    • Brandweervrijwilliger en kazernecommandant Henk Manenschijn (59) uit Rijssen is dinsdagmiddag koninklijk onderscheiden op de nieuwjaarsreceptie van de gemeente Rijssen-Holten. Hij is door de Koning benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau. Burgemeester Arco Hofland reikte hem de versierselen uit.[3] 
    • Boomkamp is degene die Saxion in de laatste tien jaar gebracht heeft tot nu: totaal 26.800 studenten. Het hoogste aantal ooit. De versierselen werden hem in Enschede opgespeld door burgemeester Theo Schouten van Oldenzaal, waar Boomkamp woont.[4] 
98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Pieter Klok 20 september 2017
  3. Tubantia Jelle Boesveld 3 januari 2018
  4. Tubantia Martin Ruesink en Angelique Rondhuis 15 december 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be