garnering
- gar·ne·ring
- Naamwoord van handeling van garneren met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | garnering | garneringen |
verkleinwoord |
de garnering v
- (kookkunst) aankleding van een gerecht
- Voor de garnering: 8 bosworteltjes, in lengte gehalveerd; 8 groene asperges, in de lengte gehalveerd; 12 radijsjes, grote exemplaren gehalveerd; een handje doperwten (vers of diepvries), kort geblancheerd; sap van 1/2 citroen; 1 el dragonazijn; 1 tl honing; 4 el olijfolie; een snufje gemalen komijn.[2]
- (kleding) de versiering die op kleding is aangebracht
- Cassini was goed voor ruim 300 van Jackies outfits, maar het roze bouclé-wollen mantelpak dat zij droeg tijdens het fatale bezoek aan Dallas was niet van hem. En ook al draagt het de signatuur van Chanel, het label was van de New-Yorkse modesalon Chez Ninon. Om de kritiek de wind uit de zeilen te nemen werden het roze pakje en het bijpassende hoedje daar in 1961 in elkaar gezet, op aanwijzing van en in samenwerking met het huis Chanel. Ook de stof, de vergulde knopen en de marineblauwe voering en garnering voor het mantelpak kwamen uit Parijs.[3]
- [1] spijsversiering
- [2] corsage, decoratie, franje, draperie, ornament, vormgeving
- Het woord garnering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "garnering" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Janneke Vreugdenhil, 29 april 2017
- ↑ NRC Joyce Roodnat, 14 februari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be