• groot·kruis
enkelvoud meervoud
naamwoord grootkruis grootkruisen
grootkruizen
verkleinwoord

het grootkruiso

  1. zeer hoge of hoogste rang in een groot aantal ridderorden
     In weerwil van de woorden van Bilibin werd het door hem gebrachte nieuws met vreugde ontvangen. Er werd een dankdienst vastgesteld. Aan Koetoezov werd het grootkruis van de Maria-Theresia-Orde verleend, en het hele leger werd met onderscheidingen beloond.[2]