enkelvoud meervoud
naamwoord gedecoreerde gedecoreerden
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de gedecoreerdem

  1. iemand die een onderscheiding heeft ontvangen
     Met de versoepelingen van de coronamaatregelen zijn samenkomsten onder voorwaarden vanaf 1 juli weer mogelijk. De 21 gedecoreerden zullen woensdag samenkomen om hun koninklijke onderscheiding te ontvangen. De gedecoreerden zullen aan een persoonlijke tafel staan, waar Aboutaleb of Wijbenga langs zal komen. Iemand uit het huishouden van de gedecoreerde mag het lintje dan opspelden.[1]

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

vervoeging van: decoreren…
verbogen vorm: gedecoreerdee

gedecoreerde

  1. verbogen vorm van gedecoreerd, voltooid deelwoord van decoreren
     Nu kun je natuurlijk voor the whole package kiezen, à la het Paleis op de Dam of Huis ten Bosch - met ravissante kroonluchters, spiegelende vloeren en rijk gedecoreerde deuren.[2]

gedecoreerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gedecoreerd
     De verzameling bestaat uit zo'n tweeduizend voorwerpen, zoals gedecoreerde bloemenhouders, fruitterines, springpaarden, mensfiguren, door Chinees porselein geïnspireerde voorwerpen en andere miniaturen.[3]
  1.   Weblink bron “Aboutaleb overhandigt woensdag koninklijke onderscheidingen aan brandweer” (30 juni 2020) op nu.nl  
  2.   Weblink bron “Interieurtips: Zo woon je als een koning” (26 april 2019) op nu.nl  
  3.   Weblink bron “Gemeentemuseum Den Haag krijgt grote verzameling Delfts aardewerk” (17 juli 2019) op nu.nl