decoreren
- de·co·re·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘versieren’ voor het eerst aangetroffen in 1791 [1]
- afgeleid van het Franse décorer met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
decoreren |
decoreerde |
gedecoreerd |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
decoratie |
decoreren
- overgankelijk methoden en technieken gebruikt om bouwwerken, meubels of andere objecten te verfraaien
- overgankelijk een ridderorde verlenen
1. methoden en technieken gebruikt om bouwwerken, meubels of andere objecten te verfraaien
- Het woord decoreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "decoreren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "decoreren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ decoreren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be