[2] gordijnen horen bij de stoffering
  • stof·fe·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met stof bekleden’ voor het eerst aangetroffen in 1430 [1]
  • uit het Frans [2]

stofferen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stofferen
stoffeerde
gestoffeerd
zwak -d volledig
  1. de bekleding van een voorwerp met textiel, eventueel met een veerkrachtige vulling eronder
  2. inrichting van een ruimte
    • Zij kunnen een interieurontwerp maken waarin desgewenst alle ingrediënten worden meegenomen: meubels, verlichting, stoffering, raamdecoratie, vloerbedekking, verf, wandbekleding en accessoires. Deskundig advies over slechts n onderdeel of meubelstuk is uiteraard ook mogelijk.[4] 
    • Of neem vraag 15, waar we 'Jan'leren kennen, die zijn kamer van 6 bij 7 meter gaat stofferen met tapijt, waarvan de prijs in een plaatje staat afgebeeld. Leuk, maar je moet wel bijzonder goede ogen hebben om te zien dat het tapijt 13,99 euro kost per vierkante, en niet per strekkende meter. Een prima oefening in het leren doorprikken van misleidende advertenties, stelde iemand op de redactie. Alleen: met rekenen heeft het niets te maken. [5] 
  3. iets levendiger en voller maken door er zaken aan toe te voegen
    • Canadese parachutisten in de oorlog, verkrachtende Sovjetsoldaten bij de Bevrijding, werkloze grenswachters na de Wende, krakers uit ex-Joegoslavië, feestende en zuipende jongeren, neonazi’s rond een kampvuur … - die figuranten stofferen het verhaal.[6] 
97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[7]