behangen
- be·han·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
behangen |
behing |
behangen |
klasse 7 | volledig |
behangen
- overgankelijk het bedekken van wanden met een laag papier
- Voordat we de muur konden behangen moesten we eerst het oude behangsel verwijderen.
- overgankelijk bedekken door er iets aan, op of tegen te hangen
- Vrolijke drinkers, bevallige dames en groteske boeren behingen de muren van menig grachtenpand.
1. het bedekken van wanden met een laag papier
- vervoeging van behangen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: | behangen… |
geen verbogen vorm |
behangen
- voltooid deelwoord van behangen
de behangen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord behang
- Het woord behangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "behangen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be