capitonneren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ca·pi·ton·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bekleden, opvullen’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- afgeleid van het Franse capitonner (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
capitonneren |
capitonneerde |
gecapitonneerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
capitonneren
- overgankelijk meubels of wanden bekleden met een verende laag
Vertalingen
1. meubels of wanden bekleden met een verende laag
Gangbaarheid
- Het woord capitonneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "capitonneren" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "capitonneren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be