draperen
- dra·pe·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘omhangen met een ruim hangend gewaad’ voor het eerst aangetroffen in 1861 [1]
- afgeleid van het Franse draper (met het achtervoegsel -eren) [2]
[3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
draperen |
drapeerde |
gedrapeerd |
zwak -d | volledig |
draperen
- iets mooi ergens omheen of overheen leggen
- De vrouw drapeerde zich op de divan.
- De vrouw drapeerde haar sjaal om haar schouders.
- Het woord draperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "draperen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "draperen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ draperen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be