baton
- ba·ton
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baton | batons |
verkleinwoord | batonnetje | batonnetjes |
de baton m
- (muziekinstrument) stokje dat een dirigent bij het dirigeren hanteert
- Sommige dirigenten gebruiken liever geen baton.
- (militair) met stof bekleed metalen staafje dat in plaats van een onderscheiding op een uniform wordt gedragen
- aan beide uiteinden verzwaard staafje waarmee een majorette kan jongleren
-
1. De baton van een dirigent.
-
2. De baton van een ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
-
3. Twee majorettes met hun batons.
- [1] dirigeerstok
- [1] aanwijzing, dirigent, frase, maat, metronoom
[2] termen uit de faleristiek:
- beeldenaar
- commandeur
- commandeurskruis
- decoratie
- draagvolgorde
- eremedaille
- ereorde
- ereteken
- faleristiek
- gedecoreerde
- grootkruis
- grootofficier
- halslint
- huisorde
- kanselarij
- kanselier
- kleinood
- knoopsgatversiersel
- koninklijke onderscheiding
- kroonorde
- kruis
- Leopoldsorde
- lid
- lint
- medaille
- officier
- onderscheiding
- oorkonde
- ridder grootkruis
- ridder
- ridderkruis
- ridderorde
- rozet
- staatsorde
- ster
- versiersel
- Vliegerkruis
- Willemsorde +
1. stokje dat een dirigent bij het dirigeren hanteert
- Het woord baton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baton" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
baton | batons |
baton