Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·lot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staatslot staatsloten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het staatsloto

  1. een lot van de staatsloterij
    • De hoofdprijs van de oudejaarstrekking is gevallen in de provincie Noord-Brabant. De prijs van 30 miljoen euro is gevallen op een heel staatslot, dat gekocht is in een winkel in Noord-Brabant.[2] 
    • Op een staatslot dat afgelopen week in Goor verkocht werd, is 100.000 euro gevallen. De Readshop in Goor meldt dat in haar zaak het winnende lot over de toonbank gegaan is.[3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen