lot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lot
[1] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | lot | loten |
verkleinwoord | lootje lotje |
lootjes lotjes |
Woordherkomst en -opbouw
- [A] Van het Oudnederlandse *loz. In de betekenis van ‘gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1140 [1][2]
- [B] Van het Oudnederlandse *lōt, variant op loot [3]
[2] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | lot | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
lot o
- toevalskans of teken daarvan
- noodlot, datgene wat het toeval iemand toebedeelt
- Zij lieten hem aan zijn lot over.
- ▸ Tijdens het lopen beluisterde ik veel audioboeken en ik was erg geïnspireerd geraakt door het verhaal van Malala, het 13-jarige meisje uit Pakistan waarin ze het lot beschrijft van meisjes die van het Taliban-regime niet naar school mogen.[4]
- (spel) bewijs van deelname aan een loterij
- Hij heeft een aantal loten in de staatsloterij gekocht.
- (handel) vastgelegde hoeveelheid van iets
- ▸ Via het nieuwe platform kunnen banken live alle stappen volgen die een lot diamanten doet als het verkocht wordt: de diamantair, de transporteur, de douanecontrole, ga zo maar door.[5]
- (dierkunde) verzameling exemplaren van een bep. diersoort
- Een lot koeien.
- (Vlaams) kavel, perceel
- (economie) belasting [1] die vooral vroeger werd geheven op woningen en boerderijen
Hyponiemen
- [1] kraslot, levenslot, noodlot, staatslot
- [3] sint-janslot
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- [2] "noodlot"
- Zich in zijn lot schikken
Zich neerleggen bij een nadelig uitgevallen situatie
Vertalingen
2. noodlot, wat het toeval iemand toebedenkt
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | lot | lotsen |
verkleinwoord | lotje | lotjes |
Zelfstandig naamwoord
[B] lot o
- (plantkunde) nieuw gegroeide tak aan een boom
- ▸ Door de sterke afname in energie zal de boom een zeer gedrongen groei vertonen. Deze afname in energie komt door het afsterven van wortels. De lengte van het nieuwe lot zal niet veel langer zijn dan de knop.[6]
Synoniemen
- loot (meer gangbare uitspraakvariant)
Gangbaarheid
- Het woord lot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "lot" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "lot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ lot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ Weblink bron Pieter Suy“Blockchain moet imago Antwerpse diamant redden” (9 september 2017), De Tijd
- ↑ Door googleusercontent.com gearchiveerde versie “Het model van Pierre Raimbault”, Bomen Beter Beheren
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to lot |
he/she/it | lots |
verleden tijd | lotted |
voltooid deelwoord |
lotted |
onvoltooid deelwoord |
lotting |
gebiedende wijs | lot |
Werkwoord
lot
enkelvoud | meervoud |
---|---|
lot | lots |
Zelfstandig naamwoord
lot