Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·te·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord loterij loterijen
verkleinwoord loterijtje loterijtjes

Zelfstandig naamwoord

de loterijv

  1. een schema waarbij door velen een kleine financiële inzet gedaan wordt, waaruit aan weinigen, door het lot bepaald, een grote som uitgekeerd wordt
    • Hij had de loterij gewonnen en was op slag miljonair. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen