loterij
- lo·te·rij
- In de betekenis van ‘kansspel met lootjes’ voor het eerst aangetroffen in 1518 [1]
- Naamwoord van handeling van loten met het achtervoegsel -erij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loterij | loterijen |
verkleinwoord | loterijtje | loterijtjes |
de loterij v
- een schema waarbij door velen een kleine financiële inzet gedaan wordt, waaruit aan weinigen, door het lot bepaald, een grote som uitgekeerd wordt
- Hij had de loterij gewonnen en was op slag miljonair.
- Het woord loterij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loterij" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "loterij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ loterij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be