lotgeval
- lot·ge·val
- samenstelling van lot en geval [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lotgeval | lotgevallen |
verkleinwoord | lotgevalletje | lotgevalletjes |
het lotgeval o
- wat iemand bij toeval overkomt
- "Een lotgeval van de Wandelende Jood, die het benaauwd kreeg tegen zijn Sergeant Jaapie Vooruit, of het gevecht tusschen Kippen, Hazen en Beenen. Een Oorlogspraatje van 1819." is een titel van een satirisch pamflet.
- Het woord lotgeval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lotgeval" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ lotgeval op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be