• moe·der
  • erfwoord, in de betekenis van ‘vrouw met kinderen’ aangetroffen vanaf 901 [1] [2]
  • van:
Middelnederlands: moder
Oudnederlands: muoder
Germaans: *mōdēr
Indo-Europees: *méh₂tēr
  • Verwant in Germaans:
West: Nedersaksisch: Modder, Mudder (Oudsaksisch: mōdar), Engels: mother (Oudengels: mōdor), Fries: moer, moar, Saterfries: muur (Oudfries: mōder), Duits: Mutter (Oudhoogduits: muotar)
Noord: Zweeds/Deens/Noors: mor, moder, IJslands/Faeröers: móðir (Oudnoords: móðir)
Oost: Gotisch: modar
enkelvoud meervoud
naamwoord moeder moeders
verkleinwoord moedertje moedertjes

demoederv

  1. (familie) vrouwelijke ouder
     Is er een Griekse mythe voor het verlangen dat je, zoals Oedipus, niet met je moeder maar met je schóónmoeder naar bed zou willen? In De Kookwinkel zie ik de langwerpige rasp liggen van meer dan honderdtwintig euro, maar dan heb je wel een stuk gereedschap dat is ontworpen door Rodrigo Otazu.[3]
     Zijn moeder kreeg vlak na zijn geboorte multiple sclerose. Zijn vader, druk met de zorg voor zijn chronisch zieke echtgenote, keek nauwelijks om naar Harry. Als enig kind werd hij opgevoed door zijn oma.[4]
  2. persoon of zaak die op een moeder lijkt omdat dit het oorspronkelijk voortbrengende is bijv. moederbedrijf
  3. het oudste en belangrijkste element van een verzameling
     En zo was ik ineens klaar voor de moeder aller tochten, de PCT.[5]
  • Bij moeders pappot blijven
Niet verder kijken dan het eigen huis; thuis blijven wonen
  • Daar helpt geen lieve moeder aan
Daar helpen zelfs lieve woordjes niet
Als beledigend, gemelijk, narrig etc. bedoelde afwijzing van bijv. een verzoek of voorstel
  • Moeders wil is wet
Wat moeder wil, dat gebeurt
  • Niet moeders mooiste
Gezegd van iemand die of iets wat erg lelijk, afstotelijk e.d. is
  • Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast
Door voorzichtigheid wordt schade voorkomen
  • Zo moeder, zo dochter
een vrouw lijkt op haar moeder
vervoeging van
moederen

moeder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moederen
    • Ik moeder. 
  2. gebiedende wijs van moederen
    • Moeder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moederen
    • Moeder je? 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]
  1. moeder op website: Etymologiebank.nl
  2. "moeder" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
  4. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2025 Weblink bron “Window of my eyes: Harry Muskee en de verloren tijd” (zaterdag 16 januari 2016, 13:44), NOS
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud meervoud
nominatief moedermoeder
genitief moedermoed(e)re
datief moedermoed(e)ren
accusatief moedermoeder

moeder v

  1. (familie) moeder