mater
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mater | maters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
mater v
- (religie) (rooms-katholiek) vrouw die aan het hoofd van een klooster staat
- De Bils was in de zomer van 1663 gevraagd om in Den Bosch het lijk te onderzoeken van een non, die reeds in 1658 was gestorven. Het ging om de edelvrouwe Maria Margaretha van Valckenisse, mater van een klooster in Oirschot. [3]
- (plantkunde) (verouderd) moederkruid Tanacetum parthenium , vroeger wel gebruikt voor het opwekken van weeën en het tegengaan van kraamvrouwenkoorts
- Mater wast gheerne in drooghe plaetsen by oude mueren en dijer ghelijcken rouwe plaetsen. [4]
-
1. Onder leiding van mater Gugglin werd klooster Friedenweiler na de brand herbouwd.
-
2. Mater groeit goed op ruige plaatsen.
Synoniemen
- [1] moeder-overste
- [2] materkruid, moederkruid
Afgeleide begrippen
- [2] materkoek
- [2] materwater
Verwante begrippen
naar de vorm, ook ontleend aan het Latijn
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord mater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "mater" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ mater op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Kooijmans, L.De doodskunstenaar. De anatomische lessen van Frederik Ruysch. (2004) Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam; ISBN 90 351 2673 4; p. 54; geraadpleegd 2019-05-07
- ↑ Dodoens, D.R.Cruijdeboeck (1554) Jan van der Loe, Antwerpen; deel 1 hfst. 10 p. 24; geraadpleegd 2019-05-07
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Duits
Uitspraak
- IPA: /maːtɐ/
Woordafbreking
- ma·ter
Werkwoord
mater
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van matern
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van matern
Synoniemen
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- [A] Afgeleid van mat '(schaak)mat'.[1]
- [B] Afgeleid van mat 'mat, dof' [2]
- [C] Oorspronkelijk Algerijns Frans, aangetroffen sinds 1897, afgeleid van mata 'uitkijk', in de uitdrukking faire la mata 'op de uitkijk zijn, staan', (mogelijk uit Spaans mata 'bosje (voor een hinderlaag)').[3]
Werkwoord
[A] mater
- schaakmat zetten
- (figuurlijk) overwinnen, bedwingen
[B] mater
- mat, dof maken, materen
[C] mater
- (spreektaal) kijken, loeren
- «Mate la fille en mini-jupe!»
- Kijk 's naar dat meisje in minirok! [4]
- «Mate la fille en mini-jupe!»
- (spreektaal) opletten, in de gaten houden
- «Tu mates pendant que j’m’occupe du casier du prof!»
- Jij staat op de uitkijk terwijl ik me bezig houd met het postvakje van de leraar! [4]
- «Tu mates pendant que j’m’occupe du casier du prof!»
Anagrammen
Schrijfwijzen
Verwijzingen
- ↑ mater1 «vaincre, dompter» Le Trésor de la langue française informatisé
- ↑ mater2 «rendre mat (l'or ou l'argent)» Le Trésor de la langue française informatisé
- ↑ mater3 Le Trésor de la langue française informatisé
- ↑ 4,0 4,1 Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 130
Latijn
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·ter
Zelfstandig naamwoord
māter v
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | māter | mātrēs |
genitief | mātris | mātrum |
datief | mātrī | mātribus |
accusatief | mātrem | mātrēs |
vocatief | māter | mātrēs |
ablatief | mātre | mātribus |
Overerving en ontlening
Overerving (via vulgair Latijn *matrę)
Middelengels
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Anglo-Normandische matere
Zelfstandig naamwoord
mater
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
mater v
Overerving en ontlening
Verwijzingen
Slowaaks
Uitspraak
- IPA: /macɛr/
Woordafbreking
- ma·ter
Zelfstandig naamwoord
mater v
Afgeleide begrippen
Synoniemen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /maːtɛr/
Woordafbreking
- ma·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn
Zelfstandig naamwoord
mater
- (religie) moeder-overste; hoofd van een klooster voor nonnen
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mater | mater |
genitief | mater | mater |
datief | mater | mater |
accusatief | mater | mater |
vocatief | mater | mater |
locatief | mater | mater |
instrumentalis | mater | mater |
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)