mama
- ma·ma
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘moeder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1663 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mama | mama's |
verkleinwoord | mamaatje | mamaatjes |
de mama v
- informele benaming voor moeder door haar kind
1.
- Het woord mama staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mama" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mama" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ma‧ma
mama
- ma·ma
- [1] van het Nederlandse mama
- [3] van het Latijn mamma "borstklier, melkklier"
mama
- (familie) moeder
- oudere vrouw
- (medisch) mamma, borstklier, melkklier
- niet-officiële schrijfwijze voor mamak (oom van moederszijde)
mama
- ma·ma
mama
mama
- ma·ma
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mama | mamalar |
genitief | mamanın | mamaların |
datief | mamaya | mamalara |
accusatief | mamayı | mamaları |
locatief | mamada | mamalarda |
ablatief | mamadan | mamalardan |
mama
- (voeding) babyvoeding
- (voeding), (kindertaal) eten, voedsel