• ou·der
  • In de betekenis van ‘vader of moeder’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ouder ouders
verkleinwoord oudertje oudertjes

deouderm

  1. (familie) de moeder of vader van een kind
     Hoelang kan een mens eigenlijk zonder eten, zonder drinken? Ik hoor de stem van mijn moeder in mijn hoofd, die me als kind al vertelde hoe haar ouders hadden moeten overleven ir1 de concentratiekampen, in de kou, met honger en gebrek aan slaap.[3]
     De ouders hadden de kinderen van 10 en 12 na een hoop gedoe voor een halfjaar van school kunnen uitschrijven om gezamenlijk de PCT te lopen.[4]
     Steevast met het voornemen niemand, en zeker haar ouders niet, teleur te stellen.[3]

ouder

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van oud
     Maar het zou kunnen dat als mijn neefje Orlando ouder is, ze proberen hem in hun clan te trekken.[3]
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]
  1. "ouder" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. ouder op website: Etymologiebank.nl
  3. 1 2 3
    Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be