het treurende ouderpaar
  • ou·der·paar
enkelvoud meervoud
naamwoord ouderpaar ouderparen
verkleinwoord

het ouderpaaro

  1. twee volwassenen die samen verantwoordelijk zijn voor een of meer kinderen
    • Het Groningse initiatief werkte aanstekelijk: ook het AMC en het VUmc in Amsterdam volgden met preconceptie-dragerschapstesten. Daarbij werd de doelgroep min of meer geruisloos verbreed; van alleen risicoparen uit families waarin bijvoorbeeld de beruchte Volendamse ziekte voorkwam, naar elk aanstaand ouderpaar. Van die verbreding ging en gaat onmiskenbaar een signaal uit; zwanger willen worden en kinderen baren, is niet zonder risico’s.[2] 
    • Frances ter Beek zet zaterdag in Het Parool uiteen waarom ze het afkeurt dat er steeds meer 'verschillend gevormde ouderparen' ontstaan: het ontbreekt daardoor in haar ogen in de opvoeding van kinderen aan 'rust, reinheid en regelmaat.' [3] 
    • Ik zou zeggen: zorg liever dat je een klaargemaakte maaltijd bij je hebt voor het ouderpaar. Dan hoeven wij in elk geval niet te koken. Want je bent al moe genoeg. Maar laat één ding duidelijk zijn: het is écht het mooiste wat er is.”[4] 
92 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad 14-05-2018 Opmars DNA-dragerschapstest niet zonder risico’s
  3. Het Parool CORRIE GERRITSMA 13 DECEMBER 2016 'Wat mist is de R van redelijkheid'
  4. Tubantia Arno Gelder 05-12-17 Help! Ik word vader
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be