Nederlands

 
ouderslaapkamer
Uitspraak
Woordafbreking
  • ou·der·slaap·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ouderslaapkamer ouderslaapkamers
verkleinwoord ouderslaapkamertje ouderslaapkamertjes

Zelfstandig naamwoord

de ouderslaapkamerv / m

  1. slaapvertrek van de ouders (meestal het slaapvertrek van de vader en moeder)
     Hier is te zien hoe een brand ontstaat bij een matras in de ouderslaapkamer. Zichtbaar is een snelle brandontwikkeling die getemperd wordt als de brand te weinig zuurstof krijgt.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Experiment brandweer Zutphen: brand in ouderslaapkamer” (22 januari 2015, 06:39), NOS