Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·voed·ou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opvoedouder opvoedouders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opvoedouderm

  1. volwassene die een jongere met een strafbad een heropvoeding geeft
     Opvoedouder geeft jeugdcrimineel een kans[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Opvoedouder geeft jeugdcrimineel een kans” (03-04-2007), Tubantia