Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • moe·der·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen moederlijk moederlijker moederlijkst
verbogen moederlijke moederlijkere moederlijkste
partitief moederlijks moederlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

moederlijk [1]

  1. met de liefde en zorg van een moeder
    • God is niet alleen Vader, God heeft ook moederlijke trekken. Het was een van de thema’s waarop de Nijmeegse theologe Tine Halkes hamerde in haar decennialange strijd voor een geëmancipeerde manier van geloven en een vrouwvriendelijke kerk. Ze hekelde het ‘mannige’ karakter van de rooms-katholieke kerk, keerde zich tegen het celibaat en noemde de benoeming van vrouwelijke priesters een kwestie van tijd. [2] 
    • Het was in de zomer van 2008 toen ik Khadija Arib, destijds nog gewoon Kamerlid voor de PvdA, vertelde dat ik de Haagse redactie van de Volkskrant ging verruilen voor Brussel. Ze deinsde eerst geschrokken naar achter, pakt toen moederlijk bezorgd mijn hand vast en zei zachtjes: 'Goh Marc, heb je het zó verpest bij je hoofdredacteur?' [3] 
  2. wat van de moeder is
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Herman Amelink 26 april 2011
  3. Volkskrant Marc Peeperkorn 30 juni 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be