mat
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘moe’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- [1, 2] via Middelnederlands matte "gevlochten kleed van riet of biezen", van Latijn matta dat mogelijk teruggaat op het Fenicisch, vergelijk Hebreeuws מִטָּה (mitá) "bed, slaapbank"[2]
- [3] van Frans matte "na eerste smelting nog onzuiver metaal" [3]; de veronderstelling van Multatuli in zijn Aantekeningen (p. 276) bij de Max Havelaar dat "mat" zou verwijzen naar het Spaanse wapenschild is onjuist [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mat | matten |
verkleinwoord | matje | matjes |
Zelfstandig naamwoord
mat
- v/m vlechtwerk of stug weefsel dat als afscherming of als beschermlaag voor een oppervlak dient
- v/m meestal rechthoekig stuk vloerbekleding
- Ik zal die mat eens goed uitkloppen.
- m (numismatiek) oude munt
- o (schaak) situatie in het schaakspel waarin de koning het schaak niet meer kan ontlopen en het spel hierdoor tevens afgelopen is [9]
- Dit is in drie zetten mat.
- (weinig gebruikt:) weide [10] of voetbalveld
- ,,In een derby zo ruim verliezen is niet prettig, ook niet als het nergens meer om gaat. Toch zijn we niet van de mat gespeeld, ondanks de uitslag”, aldus de verliezende trainer Hilbert van Gils. [11]
Synoniemen
- [4] schaakmat
Hyperoniemen
- [2] vloerkleed
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- mataanval, mathoen, matschudding, matslijpen, mattenbies, mattenklopper, mattentaart, matter, matvoering, matwerk
- [5] matsloot
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mat | matter | matst |
verbogen | matte | mattere | matste |
partitief | mats | matters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
mat
- niet glanzend, dof [12]
- (spel) zich in het schaakspel een verloren stand bevindend, waarin de koning in de volgende zet geslagen kan worden
- De koning staat mat.
- niet al te vrolijke stemming, vermoeid, down [13]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meten |
mat
- enkelvoud verleden tijd van meten
- Ik mat.
- Jij mat.
- Hij, zij, het mat.
- Ik mat.
vervoeging van |
---|
matten |
mat
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord mat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "mat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[14] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "mat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ mat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Gouw, J.E. ter "De munt in de Volkstaal, deel VI" in: Tijdschrift van het Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde jrg.14 (1906) Johannes Müller, Amsterdam; p. 197; geraadpleegd 2016-11-15
- ↑ Meyere, V. de Langs den stroom. (1903) W.L. & J. Brusse, Rotterdam; p. 136; geraadpleegd 2016-11-15
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Heije, J.P. De Zilvervloot (1844)
- ↑ Schotel, G.D.J. Het maatschappelijk leven onzer vaderen in de zeventiende eeuw. 2e druk (1869) A.W. Sijthoff, Leiden; p. 240;
- ↑ mat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ mat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia Peter Eidhof 11-05-19 Avanti laat niets heel van Sportlust Glanerbrug: 1-7
- ↑ mat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ mat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Zelfstandig naamwoord
mat
- (schaak) mat; situatie in het schaakspel waarin de koning het schaak niet meer kan ontlopen en het spel hierdoor tevens afgelopen is
- mat; meestal rechthoekig stuk vloerbekleding
Synoniemen
- skaakmat
- –
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Bretons
Bijvoeglijk naamwoord
mat
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- [A] In de uitdrukking (1224) dire eschec et mat 'schaak en mat zeggen', ontleend aan de Arabische uitroep aš-šāh māt(a) 'de koning is dood!' tijdens de winnende zet in het schaakspel. De oorspronkelijk Perzische ontlening šāh 'koning, sjah' werd vervolgens opgevat als een (Oudfrans) woord eschec, eschac ‘(oorlogs)buit’ [1][2]
- [B] In de bijvoeglijke betekenis 'overwonnen, bedwongen, getroffen' (sinds begin 12e eeuw), 'dof, flets’ (sinds ca. 1265) en als zelfstandig naamwoord (sinds 1832). De oorsprong ervan is niet geheel duidelijk, hetzij uit het Laatlatijn (7e eeuw) mattus 'triest, bedroefd' [3], of uit dialectisch Latijn matus, mattus 'beschonken' (van het werkwoord madēre ‘dooweekt zijn')
- [C] (verkorting) van matin
Zelfstandig naamwoord
[A] mat m
- de zet van schaakmat m
[B] mat m
- het matte, doffe gedeelte
[C] mat m
- (spreektaal) ochtend
- «On s'est couchés à 5 heures du mat.»
- We zijn om vijf uur 's ochtends gaan slapen. [4]
- «On s'est couchés à 5 heures du mat.»
Bijvoeglijk naamwoord
[A] mat
- zijnde schaakmat
- mat, dof, ongepolijst
Anagrammen
Verwijzingen
Gotisch
Zelfstandig naamwoord
mat
- accusatief enkelvoud van 𐌼𐌰𐍄𐍃 (mats)
IJslands
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
mat
mat
- accusatief onbepaald mannelijk enkelvoud van matur
Limburgs
Uitspraak
- IPA: /mɑt/ (Etsbergs)
Bijvoeglijk naamwoord
mat
Zelfstandig naamwoord
mat
- mat; meestal rechthoekig stuk vloerbekleding
Luxemburgs
Uitspraak
- IPA: /mɑt/
Woordafbreking
- mat
Woordherkomst en -opbouw
Voorzetsel
mat
Antoniemen
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- mat
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord matr.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mat | maten | ||
genitief | mats | matens |
Zelfstandig naamwoord
mat m
- (voeding) eten, voedsel
- «Vi leverer mat med høy kvalitet til fornuftig pris.»
- Wij leveren voedsel van een hoge kwaliteit tegen een redelijke prijs.
- «Vi leverer mat med høy kvalitet til fornuftig pris.»
Afgeleide begrippen
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- mat
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord matr.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mat | maten | ||
genitief |
Zelfstandig naamwoord
mat m
Pools
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Perzische شاه مات (šāh māt)
Zelfstandig naamwoord
mat m
- (schaak) mat; situatie in het schaakspel waarin de koning het schaak niet meer kan ontlopen en het spel hierdoor tevens afgelopen is
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Nederlandse maat
Zelfstandig naamwoord
mat m
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Duitse matt
Zelfstandig naamwoord
- mat; niet glanzend, dof
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
mat
Anagrammen
Slowaaks
Uitspraak
- IPA: /mat/
Woordafbreking
- mat
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Perzische شاه مات (šāh māt)
Zelfstandig naamwoord
mat m
- (schaak) mat; situatie in het schaakspel waarin de koning het schaak niet meer kan ontlopen en het spel hierdoor tevens afgelopen is
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
- dostať mat
Anagrammen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /mat/
Woordafbreking
- mat
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Perzische شاه مات (šāh māt)
Zelfstandig naamwoord
- (schaak) mat; situatie in het schaakspel waarin de koning het schaak niet meer kan ontlopen en het spel hierdoor tevens afgelopen is
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mat | maty |
genitief | matu | matů |
datief | matu | matům |
accusatief | mat | maty |
vocatief | mate | maty |
locatief | matu | matech |
instrumentalis | matem | maty |
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen
Anagrammen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Bijvoeglijk naamwoord
mat
Verbuiging
- Onverbogen
Synoniemen
Antoniemen
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Bijwoord
mat
- (schaak) mat; situatie in het schaakspel waarin de koning het schaak niet meer kan ontlopen en het spel hierdoor tevens afgelopen is
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Wolof
Uitspraak
Bijvoeglijk naamwoord
mat
Wymysoojs
Zelfstandig naamwoord
mat
- (drinken) mede, honingwijn, mee; licht alcoholische drank vervaardigd van honing
Schrijfwijzen
Zweeds
Uitspraak
Woordafbreking
- mat
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mat | maten | - | - |
genitief | mats | matens | - | - |
Zelfstandig naamwoord
mat g
Afgeleide begrippen
- barnmat, basmat, burkmat, dietmat, färdigmat, hundmat, julmat, kalasmat, kattmat, koschermat, kvällsmat, matberedare, matbord, matbröd, Matcirkeln, matfett, matförgiftad, matförgiftning, matförråd, matgäst, mathiss, matjord, matkasse, kupong, matkällare, matlagning, matlust, matnyttig, matolja, matos, matpengar, matranson, matrast, matrest, matris, maträtt, matsal, matsedel, matservering, matsilver, matsked, matsmältning, matspjälkning, matstrejk, matstrupe, matställe, matsäck, matvara, middagsmat, skolmat, skräpmat, skåpmat, smalmat, snabbmat