• com·pleet
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘volledig’ voor het eerst aangetroffen in 1613 [1]
  • afgeleid via het Franse complet ontleend aan het Latijnse complētus (‘volkomen, volledig’) en dat weer van plēre (vullen) met het voorvoegsel com- [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen compleet completer compleetst
verbogen complete completere compleetste
partitief compleets completers -

compleet [3]

  1. volledig, voltallig
    • U kunt nu het complete album in de winkel kopen. 
    • De meeste woorden staan niet op Wikipedia. Daarvoor ben je aangewezen op bijvoorbeeld het Wikiwoordenboek, maar die is verre van compleet en geeft vaak maar summiere informatie. [4] 
     Binnen de kortste keren was mijn shirt compleet doorweekt van het zweet. Hierdoor had ik steeds zoveel dorst dat mijn watervoorraad van ruim zeven liter erg snel op dreigde te raken.[5]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]