plein
- plein
- van Oudfrans plain "vlakte", in de betekenis van ‘open ruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plein | pleinen |
verkleinwoord | pleintje | pleintjes |
het plein o
- open, onbebouwde, maar aangelegde plaats, vaak te midden van bouwwerken
- Het plein van ons dorp werd onlangs heraangelegd met nieuwe bloemenperken.
- ▸ De Nationale 7 past in dit ideaal van slow driving. Je rijdt door plaatsen die je alleen kent van de borden boven de snelweg. Nevers, Lyon, Valence, Montélimar. Zo vind je jezelf terug op een warme zomeravond op een pleintje in de oude stad van Montélimar, bij restaurant Aux Gourmands, waar de ober vertelt dat de pistachenoten bij de tarte tatin afkomstig zijn van een lokale producent die maar twee bomen heeft.[4]
1.
|
|
- Het woord plein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plein" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ plein op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "plein" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | plein | pleins |
vrouwelijk | pleine | pleines |
plein
- vol; niet leeg.