place
- Afkomstig van het Griekse woord plateia.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to place |
he/she/it | places |
verleden tijd | placed |
voltooid deelwoord |
placed |
onvoltooid deelwoord |
placing |
gebiedende wijs | place |
place
- neerzetten, plaatsen
- «To reheat the meal, cover and place in the microwave.»
- Om de maaltijd op te warmen, dek hem af en plaats hem in de magnetron.
- «To reheat the meal, cover and place in the microwave.»
- thuisbrengen
- [1]: placable
- [1]: placement
- [1]: replace
- [1]: replacement
enkelvoud | meervoud |
---|---|
place | places |
place
- [1]: placer
- [1]: workplace
- [5]: place name, place-name, placename
- [1]: go places
ver brengen
- [1]: in place
op zijn plaats
- [1]: in place of
in plaats van
- [1]: in the first place
in de eerste plaats
- [1]: out of place of
niet op zijn plaats / overhoop
- [1]: take place
plaatsvinden
- [1]: take place of
vervangen
vervoeging van |
---|
placer |
place
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van placer
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van placer
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van placer
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
place | la place | places | les places |
place v
- plein
- La place de la Concorde.
vervoeging van |
---|
placer |
place