down
- down
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘neerslachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1878 [1]
- van het Engels [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | down |
verbogen | |
partitief | downs |
down [3]
- gedeprimeerd, neerslachtig
- Iemand met een depressie, is meestal ook down.
- (informatica) buiten werking
- Tijdens de de storing van de KPN waren veel informatiediensten down.
- (informatica) omlaag
- [2,3] up
de down m
- (natuurkunde) naam van een van de zes quarks waaruit protonen en neutronen zijn opgebouwd
- Het woord down staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "down" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "down" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ down op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Afkomstig van Angelsaksisch dun.
down
down
- neer, naar beneden
down
- gedeprimeerd
- buiten werking
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to down |
he/she/it | downs |
verleden tijd | downed |
voltooid deelwoord |
downed |
onvoltooid deelwoord |
downing |
gebiedende wijs | down |
down
- overgankelijk naar beneden halen, neerhalen, omlaaghalen
- overgankelijk doorslikken
- (natuurkunde) naam van een van de zes quarks waaruit protonen en neutronen zijn opgebouwd