• down
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘neerslachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1878 [1]
  • van het Engels [2]
stellend
onverbogen down
verbogen
partitief downs

down [3]

  1. gedeprimeerd, neerslachtig
    • Iemand met een depressie, is meestal ook down. 
  2. (informatica) buiten werking
    • Tijdens de de storing van de KPN waren veel informatiediensten down. 
  3. (informatica) omlaag

dedownm

  1. (natuurkunde) naam van een van de zes quarks waaruit protonen en neutronen zijn opgebouwd
92 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[4]