Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dun
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet dik, smal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dun dunner dunst
verbogen dunne dunnere dunste
partitief duns dunners -

Bijvoeglijk naamwoord

dun

  1. van geringe dikte
    • De jonge vrouw was nog heel dun. 
     Het was een ijskoude nacht en ik werd meerdere malen bibberend wakker. Verbaasd zag ik de volgende ochtend dat er een dun laagje ijs op mijn tent lag.[2]
  2. heel vloeibaar
    • De soep was veel te dun omdat er teveel water bij was gedaan. 
  3. van haar als er veel ruimte zit tussen de verschillende haren
    • De man van middelbare leeftijd had rees dun haar, maar kaal was hij nog niet. 
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
dunnen

dun

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dunnen
    • Ik dun. 
  2. gebiedende wijs van dunnen
    • Dun! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dunnen
    • Dun je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • dun

Zelfstandig naamwoord

dun m/v / o

  1. (dierkunde) donsveer.
  2. dons
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dun     duna
dunen
dunet  
  dun     dunene
duna  
genitief   duns     dunas
dunens
dunets  
  duns     dunenes
dunas  
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • dun

Zelfstandig naamwoord

dun v/o

  1. (dierkunde) donsveer.
  2. dons
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dun     dunet,
duna  
  dun,
duner  
  duna,
dunane  
genitief                
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen