Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Hoofdhaar


  • hoofd·haar
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdhaar hoofdharen
verkleinwoord hoofdhaartje hoofdhaartjes

het hoofdhaaro

  1. haardos bovenop, opzij en aan de achterkant van een mensenhoofd, die vaak dikker en langer is dan de beharing op de rest van het lichaam
  2. enkele vezel uit de haardos van een mens
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]