Nederlands

 
lichaamshaar lichaamshaar bij vrouwen en mannen
Uitspraak
Woordafbreking
  • li·chaams·haar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lichaamshaar
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het lichaamshaaro

  1. haar dat niet op het hoofd van iemand groeit
     En ja, associaties te over, ik wist dat de nagels aan handen en voeten van een lijk nog een hele poos door bleven groeien, net als het hoofd- en het lichaamshaar.[1]
     Uiteindelijk heeft Lou ervoor gekozen om een jongen te worden. Dat proces begon met hormonen. "Ik voelde dat mijn lichaam er moeite mee had, ik was heel moe. Je krijgt natuurlijk iets binnen wat je lichaam niet kent." De eerste zichtbare verandering was zijn lichaamshaar, vertelt Lou lachend. "De eerste keer scheren was fantastisch."[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  2.   Weblink bron “Vlaamse Lou (eerst Louise) zingt duet met zichzelf” (06-06-2019), NOS