schraal
- Geluid: schraal (hulp, bestand)
- IPA: / sxral / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /sraɫ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /sxral/
- schraal
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schraal | schraler | schraalst |
verbogen | schrale | schralere | schraalste |
partitief | schraals | schralers | - |
schraal
- armzalig, minimaal
- Door de droogte was er maar een schrale oogst.
- Ik rol een afgebrande lucifer tussen duim en wijsvinger en prik bijwijlen met de geblakerde spits in mijn vlees, een schraal substituut voor het roken. Alles voelt trouwens schraal. [3]
- onaangenaam uitdrogend
- Hij zocht beschutting van de schrale wind.
- uitgedroogd, geïrriteerd
- Zij smeerde wat balsem op de schrale plekken op haar handen.
vervoeging van |
---|
schralen |
schraal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schralen
- Ik schraal.
- gebiedende wijs van schralen
- Schraal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schralen
- Schraal je?
- Het woord schraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schraal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "schraal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schraal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Valens, AntonHet compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be