dunne
- Geluid: dunne (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdʏnə / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈdʏ.nə/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈdʏ.nə/
- (Limburg): /ˈdʏ.nə/
- dun·ne
- bn: dun bn met de uitgang -e
- zn: afgeleid van dun bn met het achtervoegsel -e [1]
- ww: dun ww met de uitgang -e
dunne
- verbogen vorm van de stellende trap van dun
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dunne | 1. dunnen |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de dunne m
- (persoon) iemand met een magere gestalte
- ▸ Maar als je zo lang op televisie bent geweest dat je drie generaties kinderen hebt leren oversteken (‘Kijk links, kijk rechts, en nog een keer’) en uitdrukkingen hebt gemunt als ‘Wat er ook gebeurt, altijd blijven lachen’ en ‘Dat ga ik eens aan de binnenkant van mijn ogen bekijken’ dan ben je net zo’n begrip als, zeg, De dikke en de dunne of Koot en Bie.[2]
- geen meervoud (informeel) (medisch) darmstoornis die de ontlasting vloeibaar maakt
- Mijn hond is aan de dunne.
- [2] buikloop, diarree, racekak, schijterij, spuitpoep
- [1] dikke
- [2] aan de dunne zijn
2. darmstoornis die dunne ontlasting veroorzaakt
vervoeging van |
---|
dunnen |
dunne
- aanvoegende wijs van dunnen
- Het woord dunne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dunne" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ dunne op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Rinskje Koelewijn“Bassie & Adriaan verdienen een échte documentaire, geen verzameling compilaties” (7 januari 2024) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be