diarree

- di·ar·ree
- via Frans diarrhée of direct van middeleeuws Latijn diarrhoea dat teruggaat op Oudgrieks διάρροια (diárrhoia), in de betekenis van ‘buikloop’ voor het eerst aangetroffen in 1624 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diarree | - |
verkleinwoord | diarreetje | diarreetjes |
de diarree v
- (medisch) darmstoornis die dunne ontlasting veroorzaakt
- Hij is ziek en heeft al weken diarree.
- Overal ter wereld daalt het aantal kinderen dat overlijdt vóór het vijfde levensjaar, maar in Afrika onder de Sahara en Zuid-Azië gaat dat langzamer dan elders in de wereld, vooral door “vermijdbare oorzaken” als ondervoeding, diarree en longontsteking. In 2030 zou de kindersterfte onder de 25 kinderen per jaar moeten zitten, per duizend geboortes. Dat wordt niet gehaald “als overheden, donateurs, bedrijven en internationale organisaties geen extra inspanning leveren”, zegt de organisatie in een persbericht.[4]
- Het woord diarree staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diarree" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ diarree op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "diarree" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NRC Jacco Hupkens 28 juni 2016
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be