• pro·ton
  • In de betekenis van ‘positief elektrisch deeltje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929 [1]
  • met het achtervoegsel -on
enkelvoud meervoud
naamwoord proton protonen
verkleinwoord
82 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

proton

  1. (scheikunde) proton.