neologisme
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: neologisme (hulp, bestand)
- IPA: / ˌnejoloˈɣɪsmə / (5 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˌne.jo.lo.ˈχɪs.mə/
- (Limburg): /ˌne.jo.loː.ˈɣɪz.mə/
Woordafbreking
- neo·lo·gis·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘nieuw gevormd woord’ voor het eerst aangetroffen in 1813 [1]
- afgeleid van het Grieks logia uit 'logos' (woord) met het voorvoegsel neo- met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neologisme | neologismen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
neologisme o
- een woord dat nieuw is of nieuw gevormd is
- (taalkunde) een taalelement dat nieuw is of nieuw gevormd is
- En het woord 'stationcar' is zelfs uit uitsluitend vreemdtalige elementen opgebouwd; niettemin moet het als een zuiver Nederlands neologisme worden beschouwd.
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
- [2] eendagsvlieg
Vertalingen
1. een woord dat nieuw is of nieuw gevormd is
Gangbaarheid
- Het woord neologisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "neologisme" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "neologisme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be