• nieuw·vor·ming
enkelvoud meervoud
naamwoord nieuwvorming nieuwvormingen
verkleinwoord - -

de nieuwvormingv

  1. (medisch) ziekelijke uitgroei van weefsel
     Borstkanker is de meest voorkomende kwaadaardige nieuwvorming bij vrouwen.[3]
  2. (taalkunde) ontstaan van een nieuw woord binnen een taal
     Ongeveer een derde van de gemunte woorden is inheems en twee derde is gevormd van oorspronkelijke leenwoorden (die alle inheems gevoeld worden, anders zouden ze niet gebruikt worden in een nieuwvorming).[4]
  3. totstandkoming van iets dat daarvoor niet bestond
     Het is de moderne techniek, die ons overtuigt, dat er wèl iets nieuws is onder de zon; maar het was de moderne biologie, die ons de wezenlijke betekenis van de verandering, van de wording, van de nieuwvorming pas goed liet beseffen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. nieuwvorming op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “Verzekeringsgeneeskundige protocollen: Angststoornissen, Beroerte, Borstkanker” (15 maart 2007), Gezondheidsraad, Den Haag, ISBN 9789055496396, p. 115
  4.   Weblink bron
    Nicoline van der Sijs
    “Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen.”, 2e druk (2002), Veen, Amsterdam / Antwerpen, ISBN 9020420453, p. 552
  5.   Weblink bron
    W.F. Wertheim
    Tussen veiligheid en avontuur in: De Nieuwe Stem., jrg. 7 nr. 11 (november 1952), Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, p. 623