eendagsvlieg
- Geluid: eendagsvlieg (hulp, bestand)
- IPA: / ˈendɑxsˌflix / (3 lettergrepen)
- een·dags·vlieg
- In de betekenis van ‘haft’ voor het eerst aangetroffen in 1769 [1]
- Samenstelling van een, dag en vlieg met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eendagsvlieg | eendagsvliegen |
verkleinwoord | eendagsvliegje | eendagsvliegjes |
- (haften) insect uit de orde Ephemeroptera dat na het larvenstadium uit het water te zijn gekomen nog slechts korte tijd blijft leven
- Net als de eendagsvlieg leeft de horzel maar kort.
- (figuurlijk) iemand die of iets dat eenmalig en gedurende korte tijd succes heeft, bekend/populair is e.d.
- Ondanks het enorme succes van zijn eerste plaat lukte het hem nooit een tweede hit te scoren en bleef hij een eendagsvlieg.
- (taalkunde) neologisme dat slechts één of hooguit enkele malen gebruikt wordt (bijvoorbeeld in een krant) en daarna weer helemaal uit de taal verdwijnt
- Het woord bleef een eendagsvlieg, dat alleen in het kamerdebat werd gebruikt.
- [1] haft
- zie de categorie: Haften in het Nederlands
- [3] neologisme
1. insect uit de orde Ephemeroptera
- Het woord eendagsvlieg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eendagsvlieg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "eendagsvlieg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eendagsvlieg | eendagsvlieë |
eendagsvlieg