Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Haft


Nederlands

 
A. Een haft (sterk vergroot) op een blaadje.
Uitspraak
Woordafbreking
  • haft
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haft haften
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A] het hafto

  1. (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Ephemeroptera  
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord haft haften
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B] de haftv

  1. (militair) vierkant stukje staal aan een geweerloop om de bajonet aan te bevestigen

[B] het hafto

  1. (visserij) voorwerp op de waterbodem waardoor een net vast kan raken

Gangbaarheid

36 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • haft

Werkwoord

haft

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van have


IJslands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haft
Naar frequentie 689

Werkwoord

haft

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van hafa


Zweeds

Woordafbreking
  • haft

Werkwoord

haft

  1. supinum actief van ha