Nederlands

 
vloerkleed
Uitspraak
Woordafbreking
  • vloer·kleed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vloerkleed vloerkleden
verkleinwoord vloerkleedje vloerkleedjes

Zelfstandig naamwoord

het vloerkleedo

  1. een tapijt dat los op de vloer ligt en de vloer slechts voor een deel bedekt
    • Meubilair heeft vaak een naam die niet-ingewijden raadselachtig in de oren klinkt (Barcelona, Knotted Chair, RAR, La Chaise, Zig-Zag, Wassily, Wiggle, Chauffeuse 1500, Costes, How High The Moon), maar waarvan designkenners meteen gaan watertanden. Gezellig is niet het eerste waaraan je bij dit soort huizen denkt. Vloerkleden ontbreken veelal, net als gordijnen en als gevolg ook goede akoestiek. Toch kiezen veel liefhebbers van design dit soort huizen als vakantiebestemming. „We houden ook niet van gezellig”, zeggen Theo en Willemijn uit Eindhoven, die op de Vakantiebeurs in Utrecht verheugd kijken naar te huur staande designvilla’s. „We houden van mooi, van wat wij mooi vinden dus, en dat is leeg en strak, zonder prullaria. Op vakantie willen we niet ineens tussen de kleedjes en valletjes terechtkomen, dan voelen we ons niet op ons gemak.” [1] 
     Vermoedelijk waren de mooie vloerkleden ook gewassen met groene zeep omdat andere soorten zeep en wasmiddel op rantsoen waren.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Ivo Weyel 7 januari 2017
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be