tapijt
- ta·pijt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tapijt | tapijten |
verkleinwoord | tapijtje | tapijtjes |
het tapijt o
- (textielindustrie), (wonen) vloerbedekking van textiel die bestaat uit een drager van jute of kunststof waarop een bovenkant, de pool, is aangebracht van losse draadeinden of lussen van materialen zoals wol, kunstgaren, katoen of sisal
- ▸ Het badwater bedekte het tapijt en stroomde onder de deur door de kamer uit.[3]
- tapijtfabriek, tapijtkever, tapijtknopen, tapijtmot, tapijtnek, tapijtschelp, tapijttegel, tapijtvreter
- Onder het tapijt vegen
Een vervelende kwestie proberen te verbergen
- Op het tapijt brengen
Een onderwerp ter discussie brengen
1.
- Het woord tapijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tapijt" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tapijt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tapijt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be