Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kunst·stof
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘chemisch gemaakte stof’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
  • samenstelling van  kunst  en  stof 
enkelvoud meervoud
naamwoord kunststof kunststoffen
verkleinwoord kunststofje kunststofjes

Zelfstandig naamwoord

de kunststofv / m

  1. (scheikunde) een materiaal dat langs chemische weg vervaardigd is, veelal een polymeer
    • Urethanen en polycarbonaten zijn bekende kunststoffen. 
     "Het gaat vooral om de beleving van het op de camping zijn. Met je voeten in het gras, op een kunststof stoel zitten en een paar spelletjes spelen", aldus welzijnscoördinator Paulien van der Zee.[2]
Vertalingen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

kunststof

  1. van kunststof vervaardigd

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen