karpet
- kar·pet
- via Middelnederlands carpite van Oudfrans carpite "(vloer) kleed zn ", onder invloed van Frans carpette "tafelkleed", voor het eerst aangetroffen in 1346 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karpet | karpetten |
verkleinwoord | karpetje | karpetjes |
het karpet o
- vloerkleed dat deel van de vloer bedekt
- Het karpet werd opgerold zodat de houten vloer helemaal zichtbaar werd.
- Het woord karpet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "karpet" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ karpet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "karpet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- kar·pet
- uit het Nederlands karpet
karpet