hangmat
- hang·mat
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘hangend net om in te liggen’ voor het eerst aangetroffen in 1627 [1]
- Een volksetymologische verbastering van hammak, dat ontleend is aan het Spaanse hamaca (een Zuid-Amerikaans woord).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hangmat | hangmatten |
verkleinwoord | hangmatje | hangmatjes |
- een doek of net dat aan de uiteinden opgehangen wordt en waarin personen kunnen liggen
- Hij was zo zwaar dat hij door de hangmat heen zakte.
1. een doek dat aan de uiteinden opgehangen wordt en waarin personen kunnen liggen
- Het woord hangmat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hangmat" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hangmat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be