Nederlands

 
rietmat
Uitspraak
Woordafbreking
  • riet·mat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rietmat rietmatten
verkleinwoord rietmatje rietmatjes

Zelfstandig naamwoord

rietmat v/m [1]

  1. tot een mat geweven of gebonden groep zoetwaterrietstengels, vaak gebruikt als bescherming tegen de wind en de kou of als vloerbedekking
    • Het feest is op het inderdaad gigantische dakterras van architectenbureau Prast en Hooft, keurig afgescheiden met rietmatten en plantenbakken met riet en klimop. [2] 
    • Bijzondere planten vragen meestal extra zorg en niet iedereen kan die geven. Van het pampagras, met zijn sierlijke pluimen in de herfst, is bekend dat hij in de winter dood kan vriezen en daarom moet er bij strenge vorst een rietmat of ander isolerend materiaal omheen. [3] 
    • De kwekerij lag er net zo bij als ik me herinner van vroeger: de bedden met violen, cyclamen en hortensia’s, de waterbak en gieters, de rietmatten en broeikassen waarin mijn vader met toewijding bloemen kweekte. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Het Parool HANS VAN DER BEEK 29 AUGUSTUS 2016 Gênant: de modellen staan bij de andere borrel
  3. Reformatorisch Dagblad Noor de Graaf 02-02-2007 Pampagras vraagt rietmat tegen vorst
  4. NRC Kester Freriks 25 februari 2016 ‘Alsof het Laatste Oordeel hier woedde’
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be