Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draag·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord draagmoeder draagmoeders
verkleinwoord draagmoedertje draagmoedertjes

Zelfstandig naamwoord

de draagmoederv

  1. vrouw die voor anderen (de wensouders) een kind draagt en baart, doorgaans een paar dat zelf geen kinderen kan krijgen (al dan niet tegen betaling)
     Toen heb ik es in een links Nijmeegs blad iets gelezen over Bewust Ongehuwde Moeders en ben dus toen zelf die advertentie voor een draagmoeder gaan zetten.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Dat hou je toch in: De Volkskrant   (07-06-1982), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 5 kol. 1
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be