bibliotheekmoeder
- bi·blio·theek·moe·der
- samenstelling van bibliotheek zn en moeder [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bibliotheekmoeder | bibliotheekmoeders |
verkleinwoord | bibliotheekmoedertje | bibliotheekmoedertjes |
de bibliotheekmoeder v
- moeder van een leerling die een handje meehelpt in de schoolbibliotheek
- Het woord 'bibliotheekmoeder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.