• moe·der·land
enkelvoud meervoud
naamwoord moederland moederlanden
verkleinwoord

het moederlando

  1. (politiek), (geschiedenis) een staat die een 'ouderlijke' vorm van voogdij uitoefent over één of meer andere staten, die hij heeft gesticht of onderworpen met een koloniaal statuut, vooral wanneer die andere staten geacht worden inferieur te zijn en dus 'beschaafd' en/of tot het ware geloof bekeerd moeten worden; koloniserende macht
    • Decennia werd er in Nederland niet omgekeken naar atleten uit het Caraïbische deel van het koninkrijk. Waarom ook? Die hadden hun eigen bond, hun eigen olympisch comité en hun eigen wedstrijdcircuit. Tot het Internationaal Olympisch Comité (IOC), als gevolg van de bestuurlijke herinrichting van die overzeese gebiedsdelen, de Nederlandse Antillen niet langer erkende als een zelfstandige natie. De sporters van Curaçao werden daardoor gedwongen een keus te maken tussen Aruba of Nederland. Na de nodige aarzeling - Nederland is ver en allerminst tropisch - werd de weg naar het moederland gevonden. Gestaag druppelden de Curaçaose atleten Nederland binnen, gelokt door het geld en de goede faciliteiten. [2] 
  2. het land waar iemand of diens familie vandaan komt
    • Na de militaire staatsgreep van september 1980 in Turkije, besloot generaal Kenan Evren, de leider van de junta, het daarom anders aan te pakken. Het militaire bewind ging als eerste actief beleid maken om de Turken in Europa blijvend aan het moederland te binden, om zo twee vliegen in een klap te slaan: voorkomen dat de - inmiddels miljoenen - Turken in Europa in de ban zouden komen van „schadelijke” (of zoals Evren zei: „perverse”) ideologieën en hen omsmeden tot een instrument waarmee invloed in Europa kon worden uitgeoefend. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Henk Stouwdam 5 maart 2017
  3. NRC Erik-Jan Zürcher 13 maart 2017