Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drugs·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord drugsmoeder drugsmoeders
verkleinwoord drugsmoedertje drugsmoedertjes

Zelfstandig naamwoord

de drugsmoederv

  1. vrouw die al tijdens de zwangerschap aan drugs verslaafd was en daarom een (reeds verslaafde) drugsbaby op de wereld bracht
Verwante begrippen

Gangbaarheid