moederkoek
  • moe·der·koek
enkelvoud meervoud
naamwoord moederkoek moederkoeken
verkleinwoord

de moederkoekm [3]

  1. (anatomie) orgaan bestaande uit baarmoederslijmvlies en embryoblaasje dat zorgt voor de uitwisseling van voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen tussen moeder en ongeboren kind
    • Het ongeboren kind is met de navelstreng verbonden met de moederkoek. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]