moeder en dochter tijdens een strandwandeling
  • doch·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord dochter dochters
verkleinwoord dochtertje dochtertjes

dedochterv

  1. (familie) een vrouwelijk kind
     Het brede neusje van onze dochter dat zo ver openstaat als ze juicht wanneer ze een doelpunt stopt.[2]
     Met hernieuwde moed liep ik de berg af en vulde snel mijn lege waterflessen met het koele water uit het meer, waarbij ik moest terugdenken aan het advies van mijn dochter. Zij had me gevraagd om altijd een extra liter water mee te nemen, zodat ik nooit zonder zou komen.[3]
  2. (economie) min of meer zelfstandig functionerend bedrijf waarvan de aandelen in bezit zijn van een holding of moedermaatschappij
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]
  1. "dochter" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

dochter

  1. (familie) dochter; een vrouwelijk kind